Fysica 2de graad

Dieter tovert in deze video het labo van Technopolis om in een stoomkabine. (2de graad)

In deze video doet Dieter van Technopolis een experiment met stikstof om het concept faseovergang te verduidelijken.

Jasper legt je enkele belangrijke faseovergangen in de fysica uit. (deel 2)

Verdampen en condenseren, begrippen waar je zeker en vast al van gehoord hebt. Maar wat betekenen ze exact? En wat is de verdampingswarmte voorgestelt in een diagram. Jasper legt het voor je uit.

1. Je wil een pot met 2,0 liter water van 20° opwarmen en volledig laten opkoken. Hoeveel warmte moet je daarvoor gebruiken? De soortelijke warmtecapaciteit van water is 4186 J per kilogram Kelvin en de specifieke verdampingswarmte van water is 2260 kJ/kg.

1. In bijgevoegde figuur is de dampdruklijn van 4 verschillende stoffen getekend.

   Welke van deze stoffen kan het best gebruikt worden om drukverschillen waar te nemen door middel van het kookpunt?

   Of anders gezegd als je het hoogteverschil tussen 2 posities zou willen weten, welke van deze stoffen zou de duidelijkste uitlezing geven?

2. In de grafiek zie je de dampdruklijn van vier verschillende stoffen. Als x een toestand van druk en temperatuur voorstelt dan kan ik zeggen dat als we de condities hebben van x dat:

3. Hoeveel energie moeten we gebruiken om 2,0 kg ijs met een temperatuur van -10°C te verdampen?

   De smelttemperatuur van water is 0 °C. De verdampingstemperatuur (bij normale luchtdruk) is 100 °C. De specifieke warmtecapaciteit van ijs is 2200 J/kg.K.

   Die van water is 4186 J/kg.K.

   De specifieke smeltwarmte van ijs is 334 kJ/kg en de specifieke verdampingswarmte van water is 2600 k