In deze wiskunde reeks meetkunde video's leer je over de omtrek en oppervlaktes van driehoeken, vierhoeken en cirkels.
De omtrek en de oppervlakte zijn belangrijke aspecten uit de wiskunde. In het dagelijkse leven krijg je er eigenlijk ook contant mee te maken. Als je nieuwe gordijnen wil ophangen moet je weten hoe groot de oppervlakte van je ramen is zodat je zeker bent dat je de juiste maat neemt. Als je wil weten hoeveel kilometer je hebt afgelegd als je rond het park bent gelopen, kan je de omtrek van het park berekenen. Het is dus best handig als je weet wat de omtrek en de oppervlakte precies betekent en hoe je ze kan berekenen. In dit hoofdstuk van meetkunde leggen we het je stap voor stap uit.
Om de omtrek van een driehoek of een vierhoek te berekenen, volstaat het om de lengte van elke zijde te meten en bij elkaar op te tellen. Op zich niet moeilijk. Voor sommige figuren bestaan er echter formules die het nog eenvoudiger maken. Zo bereken je snel en simpel de omtrek van een vierkant, een rechthoek, of een andere veelhoek. We laten het je zien in onze coole online lesvideo’s.
De oppervlakte van een driehoek en een vierhoek is eigenlijk even gemakkelijk als de omtrek ervan berekenen. Ook hier bestaan er een aantal handige formules waardoor je snel het juiste antwoord zal vinden. Voor vierhoeken als een rechthoek, een vierkant en een parallellogram geldt eigenlijk dezelfde formule: basis x hoogte. De oppervlakte berekenen van een trapezium is iets moeilijke, maar met een slim trucje laat Bart zien joe je snel en foutloos tot de juiste oplossing komt.
Voor het berekenen van de omtrek en de oppervlakte van een cirkel moet je weten wat de straal van een cirkel is. Dat hebben we je al laten zien in een ander hoofdstuk, dus hopelijk weet je het nog! De formule voor het berekenen van de omtrek is: 2 x ∏ x straal (of 2.∏.r). Voor het berekenen van de oppervlakte van een cirkel gebruik je de formule: ∏ x straal x straal (of ∏.r2). Maar wat is ∏ eigenlijk? Het is een getal dat door de meeste gelijkgesteld wordt aan 3,14, maar eigenlijk loopt ∏ oneindig ver door na de komma. Dit getal hoef je niet te onthouden. Je mag hiervoor best je rekenmachine gebruiken, dat kent ∏ wel vanbuiten!